Tytgat Edgard
Zijn werken komen narratief en volks over en dienen gesitueerd te worden in de Brusselse sfeer. Ze baden in een sfeer van schalksheid, zachte ironie, speelse erotiek, jeugdige durf, wijsheid, poëzie en droom. Van 1940 tot 1950 evolueerde zijn palet naar een helderder coloriet en werd de schildertechniek losser. Hij vond vanaf dan eveneens inspiratie in religieuze onderwerpen, heldentragediën en anekdotische verhalen. Ook zijn vrouw Marie kwam vaak als model in zijn werken voor. Uit de pers: ”Zijn uitdrukkingsmiddelen zijn eenvoudig en van een gewilde naïviteit, die nog geaccentueerd wordt door de zachte tinten. Vanaf 1950 wordt ook de mythologie een inspiratiebron, die hij echter in dezelfde luchtige stijl uitbeeldt.” Illustreerde ook talloze boekwerken. Reisde in 1948-1950 naar Zwitserland en Italië. Was vanaf 1923 lid van Kunst van Heden, De IX, Le Centaure en Sélection. Was van 1940 tot 1957 directeur van het Vrije Atelier te Sint-Lambrechts-Woluwe. Werk o.m. in de Musea te Brussel, Elsene, Antwerpen, Gent, Bergen, Luik, Brugge. Vermeld in BAS I en Twee eeuwen signaturen van Belgische kunstenaars. Bron: Paul Piron, De Belgische beeldende kunstenaars van de 19e tot de 21e eeuw.